De Gereformeerde Kerk te Amersfoort e.o.
 

Psalm 75

Oude berijming

Nieuwe berijming

1 U alleen, U loven wij;
Ja wij loven U, o HEER',
Want Uw Naam, zo rijk van eer,
Is tot onze vreugd nabij.
Dies vertelt men in ons land,
Al de wond'ren Uwer hand.

2 Als ik 't ambt ontvangen zal,
Wil ik, volgens eed en plicht,
Altoos recht doen in 't gericht.
Land en volk was in verval;
Maar zijn pijlers steld' ik vast,
Tegen woed' en overlast.

3 Tot het dom en dwaas geslacht,
Zeid' ik: "Wees niet zinneloos."
Tot de snoden; "Weest niet boos,
Dat gij hoornen, sterk van kracht,
Woedende naar boven steekt,
En met stijven halze spreekt."

4 Geen geval, geen zorg, geen list,
Oost, noch west, noch zandwoestijn,
Doet ons meer of minder zijn:
God is rechter, die 't beslist;
Die, als aller oppervoogd,
Deez' vernedert, dien verhoogt.

5 Want des HEEREN hand besluit
Enen kelk vol bitterheid,
In Zijn gramschap toebereid,
En Hij drenkt er 't mensdom uit;
Doch der goddelozen mond
Zuigt Zijn hef uit, tot den grond.

6 'k Zal dit melden, 'k zal altijd
Zingen Jakobs God ter eer,
Slaan der bozen hoornen neer,
Vellen wat Zijn Naam bestrijdt;
Maar der vromen hoorn en macht
Zal verhoogd zijn door Gods kracht.
1 U alleen, U loven wij, ja, wij loven U, o Heer.
Wij verkondigen uw eer, want uw naam is ons nabij.
Daarom roemt het hele land
al de wondren van uw hand.

2 Ik bepaald mijn eigen tijd en Ik oordeel volgens recht
Is geen fundament meer hecht, mist de wereld vastigheid?
Ik heb naar mijn hoge wet
haar pilaren vastgezet.

3 Tot de trotsen klinkt mijn woord: weest in hoogmoed niet verblind.
En tot hem die 't kwaad bemint: ga niet in uw dwaasheid voort.
Heft uw hoorn niet trots omhoog,
spreekt niet geheven hoofd.

4 Oost noch west verleent u macht, ook geen bergland of woestijn,
want God zelf zal rechter zijn. Waar u ook uw hulp verwacht,
wat uw trotsheid ook beoogt:
Hij vernedert, Hij verhoogt.

5 God, de HEER, houdt in zijn hand een kelk vol gemengde wijn.
Goddelozen, groot en klein, drinken, ondanks tegenstand,
deze drank, naar Gods besluit,
tot de laatste droesem uit.

6 Dit vermeld ik in mijn lied, ik zing Jakobs God ter eer.
Trotse hoornen zal ik neer en ik doe hun macht teniet.
Wie zijn heil van God verwacht,
ziet zijn hoorn verhoogd in kracht.