De Gereformeerde Kerk te Amersfoort e.o.
 

Psalm 142

Oude berijming

Nieuwe berijming

1 'k Riep tot den HEER' met luider stem;
Ik smeekt' en riep vol angst tot Hem.
'k Heb, voor Zijn aangezicht, mijn klacht
In mijn benauwdheid voortgebracht.

2 Als mij geen hulp of uitkomst bleek,
Wanneer mijn geest in mij bezweek,
En overstelpt was door ellend',
Hebt Gij, o HEER', mijn pad gekend.

3 Zij hebben vol arglistigheid
Een strik op mijnen weg gespreid.
'k Zag uit, in nood, ter rechterhand,
Maar vond noch vriend, noch onderstand.

4 'k Wou vluchten, maar kon nergens heen,
Zodat mijn dood voorhanden scheen,
En alle hoop mij gans ontviel,
Daar niemand zorgde voor mijn ziel.

5 Ik riep tot U, ik zeid': o HEER',
Gij zijt mijn toevlucht, sterkt' en eer;
Gij zijt, zolang ik leef, mijn deel,
Mijn God, Wien ik mij aanbeveel.

6 Hoor mijn geschrei! 'k Ben uitgeteerd,
Door mijn vervolgers overheerd;
Ai, help en red mij uit den nood,
Want hunne macht is mij te groot.

7 Voer mij uit mijn gevangenis,
Tot roem Uws Naams, die heerlijk is.
Dat mij 't rechtvaardig volk omring'
En vrolijk van Uw weldaan zing'.
1 Tot God, de HERE, roep ik luid,
mijn klachten stort ik voor Hem uit.
Ik smeek de HEER met luide stem,
mijn noden leg ik neer voor Hem.

2 Terwijl mijn geest in mij versmacht,
kent U mijn pad en hoort mijn klacht.
Een strik heeft men voor mij gezet,
men wil mij vangen in een net.

3 Waarheen ik zie of mij ook wend,
geen sterveling die mij nog kent.
Geen mens die naar mij omziet, HEER,
ik vind geen enkle toevlucht meer.

4 Ik roep in nood tot U, o HEER.
U bent mijn schuilplaats, altijd weer.
In 't land der levenden bent U
mijn erfdeel, HEER; verhoor mij nu.

5 Sla, HERE, op mijn smeken acht,
ik ben verzwakt, ik heb geen kracht
Maak mij van mijn vervolgers vrij
want zij zijn veel te sterk voor mij.

6 Leid mij uit mijn gevangenis,
dan prijs 'k uw naam, die heilig is.
't Rechtvaardig volk zal om staan
en juichen: God heeft welgedaan.