De Gereformeerde Kerk te Amersfoort e.o.
 

Psalm 133

Oude berijming

Nieuwe berijming

1 Ai, ziet, hoe goed, hoe lief'lijk is 't, dat zonen
Van 't zelfde huis, als broeders samen wonen,
Daar 't liefdevuur niet wordt verdoofd;
't Is als de zalf op 's Hogepriesters hoofd,
De zalf, waarmee hij is aan God gewijd,
Die door haar reuk het hart verblijdt.

2 Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen,
Als d' olie, die, van Arons hoofd gedropen,
Zijn baard en klederzoom doortrekt;
Z' is als de dauw, die Hermons kruin bedekt,
Die Sions top met vruchtbaar vocht besproeit,
En op zijn bergen nedervloeit.

3 Waar liefde woont, gebiedt de HEER' den zegen:
Daar woont Hij Zelf, daar wordt Zijn heil verkregen,
En 't leven tot in eeuwigheid.
1 Komt, ziet, hoe goed, hoe lieflijk is 't als zonen
van Isrels huis als broeders samenwonen,
in vrede bij elkander zijn.
Het is als olie, kostelijk en fijn,
die naar Gods heilig voorschrift is bereid,
waarmee de priester wordt gewijd.

2 Als olie die AƤrons hoofd besproeide
en langs zijn baard en mantel nedervloeide,
is hun eendrachtig samenzijn.
Het is als Hermons dauw zo fris en rein,
een dauw, die door het vroege licht bestraald,
op Sions bergen nederdaalt.

3 Op Sions berg gebiedt de HEER de zegen,
daar wordt genaad' en vrede rijk verkregen,
het leven tot in eeuwigheid.