De Gereformeerde Kerk te Amersfoort e.o.
 

Psalm 17

Oude berijming

Nieuwe berijming

1 't Behaag' U, HEER', naar mijn gebed,
Geschrei en goede zaak te horen!
'k Vermoei met geen bedrog Uw oren;
Dat heeft mijn lippen niet besmet.
Vergun mij dan mijn klacht t' ontvouwen;
Laat voor Uw heilig aangezicht,
Mijn recht gesteld zijn in het licht,
Uw oog de billijkheid aanschouwen.

2 Gij toetstet mij bij dag en nacht;
Gij vondt mij trouw, in vreugd' of smarte.
De mond sprak steeds de taal van 't harte,
Door beiden is hun plicht betracht,
Wat ook de zondaar aan moog' vangen.
Ik heb voor zijn afschuw'lijk pad
Een haat, een afkeer opgevat;
Ik gruw van zijn verkeerde gangen.

3 Ik zet mijn treden in Uw spoor,
Opdat mijn voet niet uit zou glijden.
Wil mij voor struikelen bevrijden,
En ga mij met Uw heillicht voor.
Ik roep U aan, 'k blijf op U wachten,
Omdat G', o God, mij altoos redt.
Ai, luister dan naar mijn gebed,
En neig Uw oren tot mijn klachten.

4 Maak Uwe weldaan wonderbaar,
Gij, die Uw kind'ren wilt behoeden.
Voor 's vijands macht en vrees'lijk woeden,
En hen beschermt in 't grootst gevaar.
Wil mij Uw bijstand niet onttrekken;
Uw zorg bewaak' mij van omhoog;
Bewaar m' als d' appel van het oog;
Wil mij met Uwe vleug'len dekken.

5 Zo zoeken mij vergeefs, o God,
De bozen, die mij fier omringen,
Mijn haters, die mij stout bespringen,
En juichen om mijn naad'rend lot;
Zij zijn met vet als overtogen,
Hun mond is vol van hovaardij,
Hun list en macht omsing'len mij;
Zij duiken, loerend met hun ogen.

6 Geen leeuw is heter op de jacht;
Geen jonge leeuw kan, in zijn kuilen,
Met meerder list het oog ontschuilen,
Dan hij, die mij ter prooi verwacht.
Beschaam het aangezicht dier bozen.
Uw grimmigheid vell' hen ter neer.
Bevrijd mij met Uw zwaard, o HEER',
Van 't snood geweld der goddelozen.

7 Red mij van hen, die 't ruim genot
Der wereld voor hun heilgoed achten;
Geen deel, dan in dit leven, wachten,
En maken van den buik hun god.
Van hen, die weelde, schatten, staten,
Hoe rijk, hoe uitgebreid, hoe groot;
Verliezen moeten met den dood,
En hunnen kind'ren overlaten.

8 Maar , blij vooruitzicht, dat mij streelt,
Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen;
U in gerechtigheid aanschouwen;
Verzadigd met Uw Godd'lijk beeld.
1 Hoor naar een rechte zaak, o HEER,
sla acht op wat mijn lippen smeken,
die onbedrieglijk tot U spreken
en buig U tot mijn bidden neer.
Kom met uw oordeel van den hoge,
laat uitgaan van uw aangezicht
het woord dat mij rechtvaardig richt,
want al wat recht is, zien uw ogen.

2 Toetst Gij mijn hart tot in de nacht,
beproeft Gij mij, niets vindt Gij HERE.
Wat ik bedenk of mag begeren,
ik geef op al mijn woorden acht.
Ik volgde niet de boze paden
door de geweldenaar bedacht,
maar heb mij naar uw woord gewacht
voor al hun goddeloze daden.

3 Mijn voeten bleven in uw spoor
en nimmer wankelden mijn schreden.
Ik roep U aan in mijn gebeden,
want Gij, o God, geeft mij gehoor.
Maak wonderbaar uw gunstbewijzen,
hoor hen die Gij voor tegenstand
doet schuilen bij uw rechterhand
en U als hun verlosser prijzen.

4 Wil mij als appel van uw oog
voor 't goddeloos geweld bewaren,
beschaduwd door uw vleugels sparen
voor hen wier hals nooit voor U boog.
Zij volgen mij, belust op moorden,
door doodsgevaar ben ik benard.
Zij sluiten toe hun vette hart
en zijn hovaardig in hun woorden.

5 Wij zijn omringd waar wij ook gaan,
zij willen ons ter aarde werpen.
als leeuwen die hun klauwen scherpen,
begeren zij ons neer te slaan.
O God, mijn God, wil uitkomst geven!
gelijk een jonge leeuw bij nacht
gedoken in een schuilhoek wacht,
zo loert de vijand op mijn leven.

6 Sta op, HEER, treed hem tegemoet
en doe hem bukken, doe hem beven,
red met uw blinkend zwaard mijn leven
van hem die goddeloosheid doet.
Bevrijd mij van de mannen, HERE,
wier hart bij deze wereld is,
die spottend met uw erfenis,
dit leven als hun deel begeren.

7 Verzadig wie naar weelde smacht
met wrange vruchten heel zijn leven;
wil die ook aan zijn zonen geven
en voed daarmee hun nageslacht.
Maar ik zal U naar mijn begeren,
aanschouwen in gerechtigheid.
Als ik ontwaak word ik verblijd:
verzadigd met uw beeld, o HERE!