De Gereformeerde Kerk te Amersfoort e.o.
 

Psalm 24

Oude berijming

Nieuwe berijming

1 Al d' aard' en alles wat zij geeft,
Met al wat zich beweegt en leeft,
Zijn 't wettig eigendom des HEEREN.
Hij heeft z', in haren ochtendstond,
Op ongemeten zeen gegrond,
Doorsneden met rivier en meren.

2 Wie klimt den berg des HEEREN op?
Wie zal dien Godgewijden top,
Voor 't oog van Sions God, betreden?
De man, die, rein van hart en hand,
Zich niet aan ijdelheid verpandt,
En geen bedrog pleegt in zijn eden.

3 Die zal, door 's HEEREN gunst geleid,
En zegen en gerechtigheid
Van God, den God zijns heils ontvangen.
Dit 's Jakob, dit is 't vroom geslacht,
Dat naar God vraagt, Zijn wet betracht
En zoekt Zijn aanschijn met verlangen.

4 Verhoogt, o poorten, nu den boog!
Rijst, eeuw'ge deuren, rijst omhoog!
Opdat de Koning in moog' rijden.
Wie is die Vorst, zo groot in eer?
't Is God, d' almachtig, Opperheer.
't Is God, geweldig in het strijden.

5 Verhoogt, o poorten, nu den boog!
Rijst, eeuw'ge deuren, rijst omhoog!
Opdat g' uw Koning moogt ontvangen.
Wie is die Vorst, zo groot in kracht?
't Is 't Hoofd van 's hemels legermacht;
Hem eren wij met lofgezangen.
1 De aarde is, met al wat leeft,
met al wat zij aan schatten heeft,
het wettig eigendom des HEREN.
Want door het machtwoord van zijn mond
heeft Hij de aarde hecht gegrond,
haar vastgezet op zee en meren.

2 Wie klimt de berg des HEREN op?
wie mag op die gewijde top
het heiligdom van God betreden?
De mens die rein van hart en hand,
de leugen uit zijn leven bant
en geen bedrog pleegt in zijn eden.

3 De HERE heeft hem heil bereid,
Hij schenkt aan hem gerechtigheid,
zijn zegen doet Hij hem ontvangen.
Dit is 't geslacht dat naar Hem vraagt,
't is Jakobs volk dat God behaagt.
Uw aanschijn zoekt het met verlangen.

4 Omhoog, o poorten, nu omhoog!
Maak hoog en wijd uw oude boog,
de Vorst der eer wil binnenrijden.
Wie is die Vorst, zo groot in eer?
Die sterke Koning is de HEER,
de HEER, geweldig in het strijden.

5 Omhoog, o poorten, nu omhoog!
Maak hoog en wijd uw oude boog,
want zie, Hij komt, de Vorst der ere.
Wie is die Vorst, zo groot in kracht?
Het hoofd van 's hemels legermacht!
Hij is die Vorst, de Vorst der ere.