Gezang 16
1 God, enkel licht,
voor wiens gezicht niets zuiver wordt bevonden, ziet ons bevlekt, met schuld bedekt, misvormd door duizend zonden. 2 Der sterren pracht is bij Hem nacht, hoe hel zij schitt'ren mogen; en wij, belaân met euveldaân, wat zijn wij in zijn ogen? 3 Heer, waar dan heen? Tot U alleen! Gij zult ons niet verstoten; uw eigen Zoon heeft tot uw troon de weg ons weer ontsloten. 4 Ja, amen! Ja, op Golgotha stierf Hij voor onze zonden, en door zijn bloed wordt ons gemoed gereinigd van de zonden. 5 Maar, ach! Wat smart! Dit dwaalziek hart doet ons gedurig vrezen. O God! G' aanschouwt hoe 't ons berouwt steeds weer bevlekt te wezen. 6 Wil, U ter eer, steeds meer en meer 't geloof in ons versterken! Dan zullen wij, gereed en blij, uit liefde 't goede werken.
1 God, enkel licht, voor wiens gezicht niets zuiver wordt bevonden, ziet ons bevlekt, met schuld bedekt, misvormd door duizend zonden. 2 Der sterren pracht is bij Hem nacht, hoe hel zij schitt’ren mogen, en wij, belaân met euveldaân, wat zijn wij in zijn ogen? 3 Heer, waar dan heen? Tot U alleen! Gij zult ons niet verstoten; Uw eigen Zoon heeft tot uw troon de weg ons weer ontsloten. 4 Ja, amen, ja, op Golgotha stierf Hij voor onze zonden, en door zijn bloed wordt ons gemoed gereinigd van de zonden. 5 Wil, U ter eer, steeds meer en meer 't geloof in ons versterken. Dan zullen wij, gereed en blij, uit liefde 't goede werken. |